Met ingang van 1 april heeft de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus ook betrekking op videotoezichtcentrales. Deze bedrijven krijgen grofweg met dezelfde eisen te maken als die aan particuliere alarmcentrales (PAC’s) worden gesteld.

De wijziging houdt verband met het feit dat videotoezichtcentrales min of meer dezelfde beveiligingswerkzaamheden verrichten als particuliere alarmcentrales. Maar door de technische wijze waarop het toezicht plaatsvindt, vielen zij voorheen niet onder de wettelijke definitie van particuliere alarmcentrale. Daardoor had de overheid geen grip op de kwaliteit en ontstond oneerlijke concurrentie ten opzichte van gecertificeerde particuliere alarmcentrales. Belangrijk is ook dat de videotoezichtcentrales zich nu aan een privacygedragscode moeten houden. Ten slotte gaan zij net als de PAC’s om met zeer gevoelige klantinformatie. De inzet van betrouwbare en bekwame personen is vereist om te voorkomen dat criminelen deze informatie in handen krijgen en misbruiken, en de bescherming van de veiligheid en de eigendommen van gebruikers van de alarmcentrales en anderen, alsmede de samenwerking met de politie, gevaar lopen.

Installateurs
De wijziging heeft ook gevolgen voor installateurs van camerasystemen. Beveiligingsbedrijven aan wie een vergunning is verleend mogen het plan voor de installatie, de installatie en het onderhoud van de videoapparatuur slechts laten opstellen dan wel laten uitvoeren door installateurs die in het bezit zijn van een diploma dat de instemming van de minister heeft. Ook personen die assistentie verlenen vallen onder deze definitie. De diploma’s die de instemming van de minister hebben zijn Projecteringsdeskundige CCTV/VSS, Installatiedeskundige CCTV/VSS en een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, voor werkzaamheden als alarminstallateur. Met het verplicht stellen van deze diploma’s kan volgens de minister worden bereikt dat de verkregen videobeelden van goede kwaliteit zijn en dat zoveel mogelijk in en rondom te beveiligen objecten in beeld kan worden gebracht.

Centralisten
Videotoezichtcentrales mogen een persoon belasten met beveiligingswerkzaamheden als alarmcentralist als deze in het bezit is van het certificaat Basisopleiding Centralist Alarmcentrale van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties of een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, voor werkzaamheden als alarmcentralist. Cameracentralisten hoeven dus geen andere diploma’s te hebben dan algemene meldkamercentralisten. De reden is dat de basiskennis en vaardigheden die men in de Basisopleiding Centralist Alarmcentrale opdoet, ook toegepast kunnen worden bij het analyseren en beoordelen van camerabeelden en het inschakelen van opvolging, aldus de minister.

Videoapparatuur
De doeltreffendheid van een videotoezichtcentrale wordt in belangrijke mate bepaald door de kwaliteit van de videoapparatuur. Videoapparatuur waarvan videotoezichtcentrales gebruik maken moet zijn gecertificeerd, al is dit op dit moment nog niet mogelijk wegens het ontbreken van een norm. Een videotoezichtcentrale mag alleen diensten verlenen aan derden die ook van gecertificeerde videoapparatuur gebruik maken. Dit omdat het gebruik van ondeugdelijke apparatuur risico’s meebrengt voor de openbare orde en veiligheid, bijvoorbeeld als videobeelden van onvoldoende kwaliteit zijn, waardoor afbreuk wordt gedaan aan een doeltreffend optreden van bijvoorbeeld de politie. Daarom wordt het stellen van wettelijke eisen aan videoapparatuur gerechtvaardigd geacht. Bovendien maakt deze maatregel een einde aan de onduidelijkheid die kan bestaan over de kwaliteit van videoapparatuur, vanwege de diversiteit aan normen op dat gebied die op vrijwillige basis door bedrijven gehanteerd worden.

Overgangsregeling
Videotoezichtcentrales zullen enige tijd nodig hebben om de vereiste certificering te verkrijgen. Daarom heeft de minister een overgangstermijn van acht maanden ingesteld voor het overleggen van een certificaat. Dit betekent dat videotoezichtcentrales vooruitlopend op het overleggen van een dergelijk certificaat een vergunning kunnen krijgen. Wel dient het bedrijf aannemelijk te maken dat het binnen acht maanden kan zijn gecertificeerd, bijvoorbeeld doordat hierover afspraken zijn gemaakt met een certificerende instantie. Indien de vergunninghouder binnen acht maanden geen certificaat overlegt, wordt de vergunning ingetrokken.

De volledige bekendmaking is te lezen in de Staatscourant.